Er zijn verschillende vormen van onderzoek mogelijk. In overleg wordt afgesproken welk type onderzoek wordt verricht, en wordt besloten of het onderzoek zich ook uitstrekt tot de klassensituatie (observatie van het leer/werkgedrag, observatie van het sociaal functioneren in een groep).
Globaal kan een onderzoek het volgende inhouden:
- Onderzoek van de intelligentie.
Bij dit type onderzoek wordt vastgesteld wat de intellectuele capaciteiten van het kind of de jeugdige zijn. Er wordt gekeken naar de algemene intelligentie en naar de sterkere en zwakkere punten van de begaafdheid. Op basis van dit onderzoek kan ook een uitspraak worden gedaan over de wijze waarop een persoon leertaken aanpakt (de leerstrategie, wijze van informatieverwerking) en de werkhouding. - Onderzoek naar aandacht en geheugen.
Er wordt onderzocht of het kind/de jeugdige zich goed kan concentreren: kan hij zijn aandacht op de leertaak richten en houdt hij dit goed vol?
Hoe zijn de geheugenfuncties: pikt het kind de mondelinge informatie van de leerkracht snel op, kan hij de gegevens goed onthouden? Hoe verwerkt hij de informatie die hij ziet (visuele informatie)?
De belangrijkste pijlers van de informatieverwerking worden in kaart gebracht. - Didactisch onderzoek.
Dit onderzoek richt zich op niveaubepaling van de schoolse vaardigheden: technisch en begrijpend lezen, spelling en rekenen. - Onderzoek naar specifieke leer- en ontwikkelingsstoornissen.
Onderzoek naar ADHD, ASS (autisme), angststoornis of stemmingsstoornis (depressie).
Leerstoornissen: er wordt volgens formele richtlijnen vastgesteld of er sprake is van dyslexie of dyscalculie (rekenproblemen). Ook een onderzoek naar het vóórkomen van niet-verbale leerstoornis (NLD) behoort tot de mogelijkheden. - Onderzoek van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Dit onderzoek richt zich op het karakter (de persoonlijkheid) van het kind. Er wordt op verschillende manieren onderzocht in welke fase van de sociale en emotionele ontwikkeling het kind zich bevindt, of er sprake is van stagnaties in de ontwikkeling. Heeft het kind bepaalde angsten, heeft hij voldoende zelfvertrouwen, hoe denkt hij over zichzelf? Kan hij goed omgaan met andere kinderen of is hij teruggetrokken en angstig? Is een vermoeden van een autistische stoornis gerechtvaardigd? Wat is de reden dat het kind zich ongehoorzaam of agressief gedraagt tegen volwassenen of leeftijdsgenoten?
Een observatie van het gedrag van het kind op school (in de klas, tijdens de gymles en de pauze) hoort ook bij dit onderzoek thuis.